Over discriminatie bij de toepassing van het recht op een procedurele schadevergoeding bij gerechtelijke procedures in België 

Indiener stelt dat, krachtens het Belgische wetboek van rechtsvordering, de onsuccesvolle partij bij gerechtelijke procedures de succesvolle partij een procedurele schadevergoeding moet betalen. De partij die zich niet door een advocaat wil (of kan) laten vertegenwoordigen daarentegen krijgt nooit een procedurele schadevergoeding, ook niet wanneer hij door de rechtbank in het gelijk wordt gesteld. Een dergelijke niet in rechte vertegenwoordigde partij kan evenwel wel worden verplicht een procedurele schadevergoeding te betalen aan de succesvolle partij indien hij door de rechtbank in het ongelijk wordt gesteld. Indiener vindt dat hier sprake is van discriminatie en van een inbreuk op het EU-Handvest van de grondrechten, waaronder artikel 20 (gelijkheid voor de wet) en artikel 47 (recht op een doeltreffende voorziening in recht en op een onpartijdig gerecht). Indiener is verder van oordeel dat deze regel de toegang tot het gerecht bemoeilijkt voor diegenen die over beperkte financiële middelen beschikken, aangezien het feit dat ze geen toegang hebben tot een advocaat ze reeds in een nadelige positie plaatst in de rechtbank. Indiener vraagt het Europees Parlement om hulp hieromtrent, in concreto door de Belgische autoriteiten erop te wijzen dat dit neerkomt op een schending van de EU-regels.